13e wijzging APV

We stellen vast dat:

• in het raadsvoorstel: dertiende wijziging APV wordt voorgesteld (introductie van een nieuw artikel 2:1b APV) om 365 dagen per jaar, 24 uur per dag op het hele grondgebied van Breda een kledingvoorschrift in te stellen inhoudende dat als er een kennelijk doel is niet herkenbaar te zijn ieder gedeeltelijke gezichtsbedekking verboden is;

We hebben nagedacht over en houden er rekening mee dat:

• handhaving en openbare veiligheid van belang zijn en dat er een probleem bestaat met het identificeren van raddraaiers bij enkele omvangrijke evenementen in de stad waaronder met name voetbalwedstrijden van NAC;
• anderzijds een gezonde democratische rechtsstaat vraagt dat we zo terughoudend mogelijk omgaan met het beperken van de vrijheden van de inwoners van ons land en onze stad;
• de tekst zoals voorgesteld in het voorliggende raadsbesluit onder artikel 2:1b verstrekkende gevolgen kan hebben voor alle Bredanaars;

We vinden dat:

• het doel van de voorgestelde wijziging van de APV gerechtvaardigd is, maar het voorgestelde middel te verstrekkend is en onnodig veel inbreuk maakt op de grondrechten van iedereen die zich in Breda bevindt;
• het om die reden goed lijkt in navolging van enkele andere gemeenten in Nederland - waaronder Almelo, Meierijstad en Leeuwarden - een nuancering op het voorgesteld artikel toe te voegen, die inhoudt dat het verbod niet geldt als er geen redelijk vermoeden is dat de openbare orde wordt verstoord en dat het niet van toepassing is bij situaties die beheerst worden door de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding;

We stellen de raad voor om het volgende besluit te nemen:

Het voorstel vast te stellen, maar als volgt aan te passen:

In aanvulling op het voorgestelde Artikel 2:1b Maskers:

onder vernummering van de voorgestelde tekst tot artikel 2:1b lid 1 een artikel 2:1b lid 2 toe te voegen luidende:

“Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding. Het verbod is voorts niet van toepassing als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de vermomming niet geschiedt met het doel de openbare orde te verstoren.”

Dit hebben we besloten in de openbare vergadering van 10 oktober 2024.